Gelukkig is het papier tekort, anders wordt het “Yellow Fellow Leidschendam, Voorburg en Stompwijk” – want dat is de formele naam van de gemeente – op de notariële acte bij de notaris. Gisteren, 9 maart, werd de stichting YFiL een feit. Met een formeel document werd de rechtelijke positie van YFL bekrachtigd door het zetten van 6 handtekeningen: 5 bestuurders en 1 notaris. En wat zijn we blij!
Door een noodzakelijke wettelijke verplichting wordt je pas echt en daarmee serieus genomen. We moeten nog wel een huishoudelijk reglement opstellen als dit maar in pas loopt met de ‘openbare orde’ en de ‘goede zede’. Dit soort termen worden in snel tempo voorgelezen zodat je niet de kans hebt hierbij stil te staan. Een onderdrukte opmerking ‘wat jammer nou’ geeft invulling aan een zeer lichte vorm van rebellie. Iets wat je zou verwachten bij een culturele of artistieke instelling. Hebben we nu getekend voor ‘braafheid’?
Aangezien ik veel gesprekken opneem voor mijn onderzoek, vraag ik beleefd of dit nu ook mag bij de notaris. Niet dus, want formeel moet alle informatie binnenskamers blijven. Notities maken mag weer wel, wat in feite neerkomt op een meer op mijn geheugen gebaseerde interpretatie van het gebeuren. Braaf als ik ben, neem ik dus niet op, maar schrijf ik, en richt me vooral op de bijzinnen en grapjes die gemaakt worden tussen het voorlezen van de formele stukken. Aan het einde hoor ik de teleurstelling van mijn medebestuursleden over mijn keuze (het niet opnemen). Ze zeggen dat ze anders van me hebben verwacht. Niet wetende dat ik de kers op de taart, het vastleggen van de handtekeningen, wel heb vastgelegd. Waar ligt de grens van braafheid, het betamelijke en de artistieke vrijheid of rebellie? Welke invloed heeft ons rechtssysteem op wat we doen en gaan doen? Hoe verhouden braafheid en kunst zich tot elkaar?
Terwijl we voor aanvang van de ondertekening tegen elkaar hebben uitgesproken dat we niet aan formele functies doen en deze dus niet op de visitekaartjes willen zetten, komt er tijdens de formele sessie een verplicht en traditioneel getint nummer: het vastleggen van de verplichtte rol van voorzitter, secretaris en penningmeester. Wat rest zijn de algemene bestuursleden. En ook de verplichtingen tot het maken van jaarverslagen, bewaarplicht van materiaal, stemrecht, minimaal aantal vergaderingen, akkoord notulen enzovoorts. Iemand heeft kennelijk bedacht dat als je dit formeel regelt, het risico groter is dat zowel de maatschappij als het instituut er beter van af komt.
Formeel heb je dit dus te tekenen: ik vraag me af welk effect dit gaat hebben op onze beoogde ‘informele structuur’, waar we het net daarvoor over hebben gehad en wat juist zo typerend is voor YF. Het oprichtingscontract kan zelfs formeel impact hebben op je persoonlijk leven: de bestuurders mogen geen familiare banden hebben met elkaar. Aangezien je formeel ‘tot je dood’ (of anderszins) in het bestuur is er voldoende tijd om allerlei relaties te ontwikkelen. Maar dat mag dus – formeel – niet. ‘Da’s ook best jammer’ klonk het zachtjes. Wie zei dat?
Ik ben weer verder aan het lezen in het boek van Becker (Art Worlds): het gaat over de invloed van de staat op de kunst, enigszins outdated en Amerikaans geschreven. Tegelijkertijd is dat in Nederland een zeer actueel thema, nu zovele kunstinstellingen door het huidige kabinet met het stoppen van subsidie op losse schroeven zijn komen te staan. Een aantal natuurlijk niet: tijdens een staatsbezoek ‘aan of van’ presenteert Nederland graag haar (Nationaal) ballet, (Nederlandse) opera, (Concertgebouw) orkest, of (Rijks-) museum. De staat kiest en heeft daarmee dus invloed. Ook in het vrije Nederland participeert de staat in het culturele systeem. Ik vraag me dus af hoeveel invloed de staat gaat hebben op de verdere ontwikkeling van YFiL.
We willen zo snel mogelijk met diverse wethouders van de gemeente om tafel zitten om onszelf voor te stellen en op zoek te gaan naar ‘invloed’: Ruimtelijke ordening, Economie en Cultuur en nog een paar. Zeker nu de gemeente 1 miljoen subsidie over heeft voor het opknappen van de multiculti wijk ‘De Heuvel” waar de YFiL locatie toevallig het centrum van vormt. We menen te weten dat het overleg hierover ook in ‘onze’ ruimte gaat plaatsvinden. Ook het opnemen van het zinnetje ‘educatie voor jongeren’ levert YFiL de mogelijkheid tot het kunnen aanvragen van subsidie op. De vraag is, of het verkrijgen van subsidie en overheidsaandacht, direct of indirect invloed heeft op de artistieke en organisatorische beslissingen en activiteiten van YFiL voor nu en in de toekomst. We weten dat we geen horeca vergunning hebben, als locatie, maar dat we wel een glaasje wijn mogen schenken bij evenementen. In het bestemmingsplan is vast opgenomen dat de voormalige RK-kerk in het kader van ‘het lichaam en bloed van Christus’ wijn genipt mag worden op de zondagmorgen of tijdens de kerkelijke happenings. Een subtiel verschil, maar waar liggen de grenzen?
De Nederlandse staat creëert, net als andere landen, een framewerk (kaders, grenzen, wettelijke verplichtingen) als het gaat om het bevorderen van ‘cultural development and national sophistication’, goede smaak en vooral ook om het bewaren van de publieke rust. Diverse kunsten worden op diverse manieren bevordert, maar soms ook ontmoedigd of de kiem gesmoord. Soms is het nieuws als een MP op een groots dansfestival wordt gespot (terwijl andere festivals worden gekort) en soms zien we dat kunst wordt gepositioneerd als economisch goed (een commodity), waar – net als bij andere goederen en diensten – alleen de economische wetten gelden. Van copyright, belasting tot het beschermen van lands kunst eigendom: de staat heeft invloed op het kunstsysteem. Zeker als de kunst zichtbaar is in en effect kan hebben op het publieke domein.
Met het ondertekenen van de ANBI-status heeft YFiL nu een stap gezet in dit grote speelveld van het publieke domein. Zijn we daar al klaar voor? Of bestand tegen? Hoe gaan we hiermee spelen en tegelijkertijd onze identiteit ontwikkelen? Gaan we meebewegen of mogelijk ook wel eens tegenstribbelen? Bij voorbaat al, of gaandeweg?
Nog twee quoten van Becker over de invloed van de staat: “Legal systems vary considerably in their willingness to intervene to protect the public against objectionable art works’ (p179). “The state, finally, affects what artists do and produce by directly intervening in their activities: open support, censorship, and suppression’ (p. 180). Tijdens het ondertekenen van de stichting was ik tegelijkertijd blij – we mogen nu formeel buitenspelen! – en licht bezorgd: welke begrenzingen gaan we tegenkomen onderweg en uit welke onverwachte hoeken? Ik kijk er nu al naar uit dat we ons experiment ‘anders beslissen’ gaan doen met de gemeente Leidschendam-Voorburg en Stompwijk.
Caroline van der Linden, 10 maart 2012