Snel handelen en contemplatieve reflectie

Aan de weg timmeren = veel activiteiten ontplooien en daarmee naar buiten treden om verandering en vernieuwing te bewerkstelligen

Nu het doorgaat, de locatie Leidschendam, zijn we druk bezig met het opstellen van een cultureel businessplan voor Yellow Fellow Leidschendam. Het blijft raar, dat als je weken moet wachten op het uiteindelijke ‘go’, je geen ruimte hebt om hier alvast aan te werken. En als het dan eindelijk zover is, dan voel je je net een ‘1000-dingen-doekje’ dat overal achteraan loopt. Maar dat allemaal terzijde, we mogen en willen aan de slag. Doen. In het handelen toont zich je waarde. En tussen nu en het handelen zit dus dat plan: wat is dan de toegevoegde waarde van ‘het plan’?

Vooraf aan het handelen gaat het gesprek over het organiseren van ‘collectieve activiteiten’ en het afspreken van ‘kaders’ of ‘conventies’. Ook of misschien wel juist bij een culturele onderneming, die het anders wil gaan doen. Dus maken we een plan, dat veel tijd kost, en hoogstwaarschijnlijk maar een paar keer wordt gebruikt. Ik heb net versie 2 van het plan gemaild. En ik vraag me nu serieus af wat de relatie is tussen gesprekken erover voeren, plan schrijven, handelen en succesvol zijn. Ik heb het eerste jaar van de programmering voorlopig even betiteld als: ‘en in den beginne is er chaos…’

Een plan dus. Waarin we aangeven wat we gaan doen en waarom we anders zijn dan de rest. Anders dan musea, omdat je bij YF ‘eraan’ mag komen, en mag praten, bij voorkeur ook met een kunstwerk. Anders zijn een bedrijfsmatige kunstcollectie, omdat die meestal –met natuurlijke uitzonderingen- meer gezien wordt als een investering en ‘iets voor aan de muur’, en niet een identiteitsbepalende activiteit. Anders dan een mooie museale ruimte die je kunt huren: volgens mij wordt YFiL een van de weinig openbare museale ruimtes waar je overdag gewoon kunt werken.

En ook de financiering willen we anders doen. Het is niet voor niets een tijd van culturele debacle, dus het zoeken naar toegevoegde waarde en voldoende inkomsten is een hoog doel. Door het niet zetten van de mens-uren op de begroting voor de organisatie (‘om niet’) komt er natuurlijk een heel scheef beeld van uitgaven tegenover de gewenst inkomsten. Voor nu zijn we daarin ook anders dan andere culturele instellingen, die een vergoeding stellen tegenover ‘doen’. Wellicht dat het handelen daarin ons op termijn nieuwe inzichten oplevert.

Het gesprek en het businessplan gaat dus over het organiseren van het ‘doen’ en minder over de artistieke conventies van waaruit we willen werken. Of over de rol van de artiest in relatie tot de ondersteunende rollen van de organisatie.

We werken – o.a.- met kunstenaars. De vraag is of dat betekent dat er dan automatisch ook kunst uitrolt? Becker schrijft in zijn art worlds: ‘the ideology posits a perfect correlation between doing the core activity and being an artist. If you do it, you must be the artist. Conversely, if you are an artist, what you do must be art’ (p18). Becker geeft zelf ook aan dat deze aanname niet altijd op gaat en dat de meer gewenste correlatie niet altijd wordt aangetoond, zeker als er sprake is van een meer ‘businesslike unartistic approach’.

Als het dan niet om 1 kunstenaar gaat, maar een collectief: Wie of wat binnen het gremium YF (de denktank) of zelfs YFiL (in Leidschendam) is bepalend voor de artistieke intenties waaraan alle 1000 beslissingen worden getoetst. Wie of wat bepaalt dat we ‘anders’ en ‘vernieuwend’ zijn ten op zichte van en vooral ‘hoe dan’? Hoe toont zich in ons handelen dat we ‘anders en vernieuwend’ zijn?

Een kritische beschouwing, of contemplatieve dialoog is wenselijk om in gezamenlijkheid vast te stellen of we ‘de gewenste richting’ ingaan, met ‘ z’n allen’ en of we onze ‘reputatie’ hoog kunnen houden. Want uiteindelijk kan je reputatieve waarde het beste omzetten in financiële waarde. Een niet onbelangrijke factor voor een lege ondernemerskas. Snel handelen en contemplatie schuren. Door mezelf te verplichten dit soort reflecties te schrijven en te delen hoop ik op het provoceren van dialoog.

Volgens Becker werkt de artiest in het centrum van een netwerk van samenwerkende mensen. Alle individuele bijdragen zijn essentieel voor het uiteindelijke, artistieke resultaat. Als iedereen overal inzetbaar is, heb je geen functionele taakverdeling nodig, alleen een goede coöperatieve verbinding. Consensus is dan slechts nodig over wat en hoe het werk gedaan moet worden. Wat de collectief gedragen artistieke kaders of grenzen zijn.  Gesprekken over conventies over ‘artistieke realiteiten’.

Conventies die critici en publiek ook hanteren als het gaat om het emotioneel (esthetisch) ervaren en beoordelen van de evenementen. Als het gaat om reputatie. Biedt Yellow Fellow meer van hetzelfde, of toch echt anders? Welke vormen en niveaus van ‘avonturen voor de geest’ provoceren de gewenste emoties en gevoelens? En wie heeft of waar ligt de rol van de interne criticus of artistiek geweten?

Kaders of conventies, afspraken over wat ‘kunst’, ‘artistiek’ en ‘cross-over’ is, zijn gebaseerd op jarenlange opgebouwde kennis en ervaringen. Door onze ervaring weet je snel of iets ‘goed’ is, of niet. De kaders zijn tegelijkertijd beperkend (het moet in deze ruimte) en bevrijdend (wat kan allemaal in deze ruimte). Een beperkt budget kan aanzetten tot creatieve oplossingen en nieuwe werkvormen. Becker houdt een pleidooi voor een gezonde mix van het houden aan conventionele kaders (wanneer de inleiders gewoon echt goed zijn heb je succes) en het breken van de kaders dat zorgt voor onconventioneel gedoe en risico’s. In het businessplan van Yellow Fellow hebben we nu ook bewust opgenomen onder ‘financiering’: traditionele en minder traditionele financieringsvormen.

De wereld van een ‘art world’ is volgens Becker succesvol door coöperatieve activiteiten tussen betrokken mensen. En niet door het creëren van structuur of organisatie. Dit laatste past meer bij commerciële activiteiten. Dan komt toch wel weer even het unieke van Yellow Fellow Leidschendam naar boven: zonder blikken of blozen gaan we de ruimte ook commercieel verhuren aan een – weliswaar beperkt – aantal organisaties.  Met crossing-over als doel. Wij hopen dat de producent van een potje pindakaas in Yellow Fellow Leidschendam onder inspiratie van bijvoorbeeld van der Grijns “ The F-line and other demons’ gaat nadenken over vernieuwing….

Caroline van der Linden, Amsterdam 27 februari 2012