1000 x kiezen tot 12 mei

Van het moment dat het idee ‘Yellow Fellow in Leidschendam’ (YFiL) is ontstaan in het brein van een paar leden van de denktank van Yellow Fellow, tot en met de formele opening op 12 mei a.s., zullen er honderden – waarschijnlijk duizenden – beslissingen gemaakt worden. Diverse mensen die nu al betrokken zijn bij het op- en inrichten van YFiL nemen dagelijks beslissingen die van invloed zijn op het resultaat, en daarmee op de –toekomstige – succes en resultaat van YFiL. Kiezen: soms bewust, soms meer vanuit een gewoonte. Soms met elkaar en soms vanuit de eigen rol. Soms onder tijdsdruk, soms pas na een goede dialoog. Bijvoorbeeld beslissingen over de locatie, over de openstelling, over het businessplan, over de soort klanten, over medebewoners, over exposities, over de experimenten, over het soort koffie en thee, de verlichting en de toegangsprijs, etc.

Al die kleine en grote keuzes moeten leiden tot het ontwikkelen van een artistieke onderneming: tot een collectieve kunstuiting, of een artistieke vormgeving dat recht doet aan de identiteit of spiritualiteit van Yellow Fellow. En tot een artistieke onderneming die ook levensvatbaar is. Besliscriteria die komen uit 2 verschillende domeinen: ondernemerschap (levensvatbaar) en kunst (artistiek). Domeinen die elkaar kunnen versterken, of niet. De cross-over die YF beoogt, begint dus al in haar kern, zoals meer artistieke ondernemingen.

En dat fascineert me nu zo. Hoe zorg je ervoor dat al die beslissingen uiteindelijk resulteren in een expositie van een aantal kunstvormen, of artistieke realiteiten, die passen bij de YF-filosofie en werkwijze. Die YF accepteert als een zinvolle uiting van haar ‘spirit’. En die dus ook voldoende inkomsten opleveren zodat er geld en tijd over is voor het doen van artistieke experimenten, het hart van YFiL.

Hoe bepaal je die besliscriteria, die esthetische én ondernemende principes? Hoe breng je ze onder woorden? Waarop zijn ze gebaseerd? Hoe stem je ze af? Hoe weeg je ze ten op zichte van elkaar? En hoe zorg je dat de nieuwe mensen, die zich nu aansluiten bij YFiL, hun beslissingen ook nemen volgens die principes?

Als je een kunstenaar of een verzamelaar vraagt hoe hij de esthetische beslissingen neemt, dan hoor je meestal ‘vage’ termen als: het werkt u eenmaal zo, zo is het mooi (of lelijk), dit klopt, dat swingt, etc. Als je meerdere keren hoort bij concrete werken in concrete situaties dat iets ‘mooi’ is en ‘werkt’ en je ziet dat er publiek op af komt, dan zou je mogelijk kunnen destilleren wat werkbare en nuttige ‘standaards’ zijn bij vergelijkbaar werk in vergelijkbare situaties.

Een mooi dilemma in de kunst is echter dat wanneer je weer teveel voldoet aan die ‘standaards’ je kunstwerk als saai wordt ervaren. En als je in het geheel niet voldoet aan die standaards dan wordt je kunstwerk niet geaccepteerd (gehoord, gezien). Dus standaards helpen, om je beslissingen te onderbouwen. En ook weer niet. Want juist in een artistieke context wil je weer niet ‘braaf’ zijn of gevonden worden.

Dit kiezen gaat dus om het zoeken naar een balans tussen het conventionele en het nieuwe, het creatieve en het reflexieve. Over de balans tussen saai en verrassend, tussen acceptatie en afwijzing. Tussen kunst en geen kunst. Tussen overleven en dood.

En hoe zit dat nu bij het creëren en bouwen van YFiL? Waar willen we voldoen aan ‘ standaards’ en waar willen we afwijken, verrassend of onorthodox zijn? Waar gaan we geld mee verdienen en waar loopt het geld weg? Hoeveel risico’s durven we daarin te nemen, als nieuwe organisatie die voet aan de grond zoekt als artistiek cross-over centrum? Waar blijf je beleefd en waar zoek je de provocatie op?

Duidelijk is dat Yellow Fellow niet kiest voor strijd of een zwart-wit debat. Maar wel voor een soort nog niet zo beproefde, alternatieve ‘Derde Weg’ route. As je het goed beschouwd is YFiL eigenlijk een experiment op zich, een laboratorium van en voor eigenwijze mensen. Het proberen, experimenteren, zoeken (en vinden) van haar eigen unieke weg (brug, ruimte) is al een soort van feestje. Kijken of het anders kan, in de bandbreedte van conventies en anders denken. ‘ Het is voor twee jaar. Daarna zien we weer verder’.

Het artistieke businessplan is dan ook een laveren tussen de twee domeinen ondernemerschap en kunst. Centraal staat in het businessplan het ontwikkelen van twee publieke collecties: de bestaande collectie Yellow Fellow met abstracte kunst en een – nog verder te ontwikkelen – collectie van ‘artistieke realiteiten’. Dat wil zeggen: vormen van artistieke cross-over experimenten, die de moeite waard zijn (gebleken) om te worden vastgelegd, opgenomen in de collectie en toonbaar aan publiek.

De kunstwerken die behoren tot de collectie YF zijn allemaal gekozen door de verzamelaar Jan Verhoeven. Zijn persoonlijke smaak leidt tot de besliscriteria die de collectie tot nu toe heeft gevormd. En die ook – grotendeels – de nieuwe aanwinsten bepaalt. De vraag is, zoals vaker bij dergelijke unieke particuliere collecties, of deze collectie ook aan de esthetische standaards van musea zou kunnen voldoen. Meteen volgt de vraag of het antwoord hierop (ja of nee) van belang is voor de voortgang en succes van YFiL. Voldoet YFiL, als artistieke onderneming, aan ‘esthetische of artistieke standaards’ en zo ja welke? En is de kwaliteit van de collectie YF van belang voor de kwaliteit van de tweede collectie, namelijk die van de artistieke realiteiten (die weer gebaseerd is op experimenten met kunstwerken uit de YF-collectie). Misschien allemaal wat ingewikkeld gesteld, maar door de onderlinge afhankelijkheid wel van belang.

De stelling is, dat de YF collectie en haar kunstwerken meer van waarde wordt, door de kunstwerken bloot te stellen aan publiek en kritiek door ze een ‘museale waarde’ mee te geven. En door ermee te experimenteren kunnen de kunstwerken weer meer ‘tot leven komen’ en gewaardeerd worden door het publiek. Zelfbewuste kunst-werelden organiseren zich zelf zo, dat – in ieder geval een deel van – hun werken in aanmerking komt voor het predicaat ‘kunst’ en daarmee ook meer kans hebben om te worden bewaard. Zo gesteld kan je zeggen dat de 1000 (esthetische en ondernemende) beslissingen kunnen gaan over leven of dood van kunstwerken. En dat de keuze om te starten met YFiL dus ook een ‘kwajongens-avontuur’ is om een stukje kunst te redden.

(dat laatste klinkt wel weer heel dramatisch: YF, de nobele ridder, die de heilige graal, de kunst, redt uit het donkere bos van…?)

Caroline van der Linden